Eerherstel voor U2

ONDERWERP: MUZIEK
SCHRIJVER: ERIK VAN BRUGGEN
Datum:  5 september 2015

 

Als dienaren van het grootkapitaal, zo zien we U2. Maar waarom moet de band beter dan goed zijn? Erik van Bruggen pleit voor eerherstel.

We zijn net aangekomen in sizzling hot New York. Mijn vriendin, tollend van de jetlag, besluit te gaan slapen. Het zou verstandig zijn als ik dat ook ga doen, maar ik ben te onrustig. Mijn andere grote liefde is ook in de stad.

Mijn vriendin probeert me niet eens te overtuigen, ze weet hoe kansloos dat is. Ik heb al kaartjes voor morgen, maar ik wil er vandaag ook heen. Gelukkig lukt het me om in de last minute line een kaartje te kopen. Kunnen ze het nog? Zullen ze me net zo raken als vroeger? Zijn er ook jonge fans in de zaal?

Ik kom binnen als U2 een overdonderende versie van Sunday Bloody Sunday inzet. Larry Mullen Jr. marcheert drummend over het podium, ik hoor de klassieke gitaarrif van The Edge, de briljante baslijn van Adam Clayton en de zang van Bono: ‘I can’t believe the news today’. Hoe vaak heb ik dit nummer al gehoord? Duizend, tweeduizend keer? Toch raak ik weer ontroerd als het gigantische scherm boven de catwalk de portretten van de onschuldige slachtoffers van Bloody Sunday toont.

De nummers van de nieuwe plaat klinken live veel beter. Ze krijgen betekenis: een ode aan de jeugdhelden van de band, en aan hun ouders. De projecties maken het een waanzinnig concert. Mijn jetlag is vergeten, mijn grote liefde is terug. En hoe.

Volgende week, als U2 in Nederland is, ga ik weer. Het is weer goed, maar de relatie werd de laatste jaren behoorlijk op de proef gesteld. De geëngageerde U2-fan, zoals ik, heeft nogal wat moeten doorstaan. Naast artistiek minder interessante platen ontdook U2 de belasting met schimmige constructies en sloot een monsterdeal met Apple, die het nieuwe album gratis verspreidde. Regelmatig twijfelde ik of mijn jeugdhelden nog steeds mijn grote helden waren. Anders waren er wel vrienden of collega’s die me bestookten met kritiek.

Mijn liefde voor U2 was op het eerste gezicht. Het begon met I will follow live, hun eerste Nederlandse hitje, eind 1982. Wat een energie, wat een bravoure. Bij het uitkomen van War werd ik definitief fan. Op het zolderkamertje van een klasgenoot haalden we de plaat uit de hoes alsof het puur goud was.

Ik groeide mee met U2. Ze deelden mijn engagement: over de strijd in Noord-Ierland, racisme, oorlog, armoede, drugs. Zelfs hun worsteling met religie inspireerde mij tot een zoektocht naar mijn eigen geloofsovertuiging (die ik niet vond).

U2 speelde op Live Aid. Bono reisde naar Afrika. De band steunde Greenpeace bij acties tegen de kerncentrale in Sellafield. Ik was plaatsvervangend trots.

Maar er was meer. Bono maakte me nieuwsgierig naar schrijvers die ik nog niet had gelezen: Salman Rushdie, Delmore Schwarz, W.B. Yeats. Hij liet me luisteren naar muziek die ik nog nooit had gehoord: B.B. King, Virgin Prunes, The Clash. Én hij zong natuurlijk ook over onbereikbare liefdes, bruut beëindigde affaires, valse beloftes – alles waar ik als puber op Texel van droomde, mee worstelde of van wakker lag.

Toch was dat engagement het meest inspirerend. De bemoeienis van U2 met de wereld om ons heen, Bono’s bijna messiaanse missie om goed te doen.

Van jongs af aan was ik politiek actief. Ik groeide op met de strijd tegen de Koude Oorlog in een Amerika-kritische omgeving. Ik was gefascineerd door krakersrellen, oproer, revolutie en vond het, op mijn 12de, oprecht jammer dat er niet gereld werd bij de grote vredesdemonstratie in Amsterdam.

Deradicalisering

Toen ik in Amsterdam ging studeren, kon het me niet radicaal genoeg zijn. Ik geloofde heilig in een revolutie, in sociaal protest van een klein groepje voorlopers dat een betere wereld zou brengen. Ik gooide een komkommer naar Deetman en een verfbom op het koopbord van yuppenappartementen. Met anti-apartheidsradicalen blokkeerden we Shell en we kraakten erop los. Alles voor de goede zaak.

En toen kwam de deradicalisering – vooral door U2. Een woedend gezongen intermezzo van Bono in Sunday Bloody Sunday op de dag dat een nieuwe bomaanslag Noord-Ierland had getroffen zette me aan het denken. Hij spuwde zijn gal over Ierse immigranten die de strijd back home bleven verheerlijken:

Fuck the revolution!
What’s the glory in taking a man from his bed
And gunning him down in front of his wife and children
Where’s the glory in that?

Naïef wellicht, maar het opende mijn ogen. Wat is het waard om te vechten voor een zaak waar vrijwel niemand achter staat? Waarbij huizen en bezittingen van mensen gesloopt worden? Als je de wereld wilt veranderen, wat is dan het nut van een beweging in de marge, waarbij altijd dezelfde honderd mensen komen opdraven bij elke willekeurige demonstratie?

Mijn radicalisme veranderde in een veel gematigder, maar in mijn ogen effectiever idealisme. En mijn bewondering voor Bono groeide. Dankzij hem hoorden miljoenen mensen over oplossingen waaraan ze zelf ook een beetje konden bijdragen. En hij probeerde presidenten, politici, religieuze leiders, acteurs en ceo’s te overtuigen van zijn grote missie: Fight Poverty. Het heeft mijn politiek maatschappelijk handelen meer dan wat dan ook beïnvloed. Altijd kiezen voor geweldloos verzet, dat soms best radicaal mag, maar vooral creatief moet zijn. Altijd openstaan voor dialoog. Later, bij ons campagnebureau BKB, pastten we dat ook toe. We verbonden verschillende werelden aan elkaar, probeerden op creatieve manieren problemen en oplossingen te zoeken. Dream Out Loud, riep U2. Het werd het ons belangrijkste bedrijfsmotto.

Jarenlang was mijn liefde voor U2 onbetwist. Ze waren in de jaren ’90 op hun artistieke top. Achtung Baby is misschien wel de beste plaat ooit gemaakt. U2 ging experimenteren met elektronische muziek, juist toen ik Underworld, Leftfield en andere dance ontdekte. Met Zooropa en Pop belandden ze op een nog experimenteler vlak. Veel oude fans haakten af, maar ik vond het prachtig.

Fragment uit Sunday Bloody Sunday
(in film Rattle and Hurn)

And let me tell you something
I’ve had enough of Irish Americans
Who haven’t been back to their country in 20 or 30 years
Come up to me, and talk about the resistance
The revolution back home
And the glory of the revolution
And the glory of dying for the revolution
Fuck the revolution!

They don’t talk about the glory of killing for the revolution
What’s the glory in taking a man from his bed
And gunning him down in front of his wife and children
Where’s the glory in that?

Where’s the glory in bombing a remembrance day parade
Of old age pensioners their medals taken out and polished up for the day
Where’s the glory in that?

To leave them dying, or crippled for life, or dead
Under the rubble of the revolution
That the majority of the people in my country
Don’t want

Mokkend op de bank

De eerste bekoeling kwam met het album All that you can’t leave behind. U2 verloor de experimenteerdrift en werd een traditionelere band. De progressie stopte. Toen Beautiful Day de eerste nummer 1-hit van U2 in Nederland werd, zat ik mokkend op de bank.

Naar buiten toe bleef ik een U2-activist: nee, Bono deed zijn activistische werk niet voor de plaatverkoop en zijn imago. Het was oprecht idealisme. Maar bij de eerste berichten dat U2 een deel van zijn fiscale activiteiten naar Nederland verplaatste, moest ik wel drie keer achter mijn oren krabben. Het raakte me bijna persoonlijk toen activisten protesteerden op Glastonbury met een enorme luchtballon: ‘U pay tax 2?’. Hoewel Bono en Edge nog steeds miljoenen aan belasting zeiden te betalen in Ierland, voelde dit niet goed. Mijn grote liefde bedroog me achter mijn rug.

Zorgwekkender: de jonge werknemers op ons kantoor hadden niets meer met U2. Sterker nog: het cynisme, soms zelfs de haat, naar deze ‘schijnheilige wereldverbeteraars’ overheerste. Omdat een deel van onze bedrijfsfilosofie is geïnspireerd op U2 betekent dat meer dan felle discussies bij het espressoapparaat. We organiseren maatschappelijke en politieke actie met hulp van artiesten, kunstenaars, politici en maken gebruik van hun bekendheid om doelen te bereiken. Onze werknemers vonden het prima, maar zagen in U2 niet meer de vaandeldragers van deze methode. U2, dat was Bono, de vriend van Bush & Blair. De puissant rijke band die wel preekte over een betere wereld, maar vooral belastingen ontdook.

Als klap op de vuurpijl ging de band een monsterverbond aan met Apple. Iedereen met iTunes kreeg gratis de nieuwe plaat van U2 in z’n bibliotheek. Ik denk dat niemand bij mij op kantoor de plaat beluisterd heeft. Ik vond het een slechte, onaangename stunt: op de persconferentie van Apple je nieuwe plaat lanceren, als een soort entr’acte tussen twee nieuwe Apple-producten. Voor een afkoopsom van 100 miljoen dollar. Dit was niet mijn U2, dit waren de dienaren van het grootkapitaal.

Een tour werd aangekondigd en ik bestelde toch weer kaartjes. De hypocrisie van mijn geliefde band zat me dwars, maar ik probeerde U2 opnieuw te begrijpen. Een verklaring kwam snel, nota bene in een van m’n favoriete nummers, Acrobat: ‘I must be an acrobat, to talk like this, and act like that.’ Het nummer gaat volgens Bono over being a hypocrite, and I think we all can be and I certainly have been. And you know, you exact very high standards on people in the world but then you don’t live them personally.’

100 miljoen dollar

Apple en U2 hebben nooit bekendgemaakt hoeveel geld er was gemoeid met de verspreiding van Songs of Innocence via iTunes. Maar de waarde van de door Apple betaalde marketingcampagne wordt geschat op 100 miljoen dollar. Daarbovenop zou de band ook nog zijn betaald.

Te hoge verwachtingen

Had ik niet veel te hoge verwachtingen van U2? Mag je van mensen onberispelijk gedrag eisen als je zelf niet onberispelijk bent? Waarom leggen we eigenlijk zulke hoge normen op aan Bono en U2, die hun invloed, status en tijd geven voor de goede zaak? En waarom vallen we niet al die papzakkerige miljardairs aan, met een veelvoud aan geld, die niks doen voor de publieke zaak? Is Bono geen gemakzuchtig en onterecht doelwit? Hij koos naast zijn rol als popster ook een andere, kwetsbare rol, waarbij je soms opportunistisch moet zijn.

Die overwegingen leidden ook bij mij tot introspectie. Ook ik ben een pragmatisch idealist, iemand die soms vuile handen moet maken om een ideaal te bereiken. In ons bedrijf BKB hebben we daar ook keer op keer discussies over. Voor wie werken we wel, voor wie niet? In sommige gevallen zou onze invloed een omstreden opdrachtgever beter kunnen maken. Je maakt soms lastige keuzes omdat je denkt dat je er iets mee bereikt. Die pakken niet altijd goed uit. Je maakt fouten, onvermijdelijk, je sluit compromissen met je principes.

Zo ging ik ook anders denken over de megalomane actie met Apple. Nog nooit hadden zo veel mensen naar een U2-album geluisterd, zei Bono. 81 miljoen mensen luisterden naar de plaat, 26 miljoen mensen downloadden het album – meer dan het best verkochte album van U2 ooit: The Joshua Tree. Had U2 niet juist een uiterst moderne, effectieve en innovatieve methode gekozen om zijn plaat uit te brengen?

Ik verdedig niet het onbegrijpelijke ontduiken van de belasting – een fout waarop U2 aangesproken mag blijven worden. Ik verdedig wél de keuze om pragmatisch te zijn. Om deel te nemen aan de wereld en niet principieel aan de zijlijn te staan. Ja, dan maak je fouten. En kritiek is dan terecht. Maar die fouten betekenen toch niet dat het goede niets meer voorstelt?

U2 opende zijn recente tour in Vancouver. De kritieken waren lovend. Na de shows in New York besloot ik mijn bedenkingen opzij te zetten. Fuck het cynisme. Nee, Bono is geen heilige. En natuurlijk is de band soms hypocriet en opportunistisch – dat ben ik ook, wie niet? Maar U2 heeft ook mijn leven en dat van miljoenen anderen mooier gemaakt. U2 is én blijft mijn band. Ondanks alles, soms zelfs ondanks zichzelf.