Speech in Paradiso

SCHRIJVER: LEON VERDONSCHOT

Op 26 februari 2020 vierden we in een vol Paradiso Eriks leven. Dit is de speech die zijn vriend Leon Verdonschot daar hield.

Datum: 26 februari 2020

 

‘Erik was niet alleen lid van het Humanistisch Verbond, hij was nog veel trotser op zijn lidmaatschap van een club die Tablet Hotels heet en waar hij mij en ik vrees vele, vele andere vrienden eveneens lid van maakte. Omdat Erik ons er van wist te overtuigen dat je zonder dat lidmaatschap nooit nergens een fatsoenlijk hotel kon boeken en dus feitelijk een dakloos bestaan tegemoet zou gaan. Zo mogelijk nóg trotser was Erik op een KLM-pas die Platinum For Life heet. Die krijg je van de KLM als ze van gekkigheid ook niet weten wat ze je nog moeten geven nadat je je silver card, je golden card en je gewone platinum card al eruit hebt gevlogen. 500.000 vliegkilometers moet je maken voor die Platinum For Life-card. Dat betekent concreet dat Erik om Bruce Springsteen, Arcade Fire en U2 in New York te zien, hij anderhalf keer naar de maan is gevlogen. Je kunt veel zeggen van Erik, maar last van vliegschaamte had hij niet.

Toen ik Erik leerde kennen woonde ik nog Utrecht, wat Erik een aardig provinciestadje vond, maar vooral een misverstand: onderweg van Geleen naar Amsterdam was ik gewoon net te vroeg uitgestapt. Ik moest naar Amsterdam komen, zei Erik, en als beloning zou hij me dan het hoogst haalbare in dit leven cadeau doen: een 020-netnummer.

Na tien jaar verhuisde ik naar Amsterdam. Nu konden we heel vaak koffie drinken en plannen maken, zei Erik, zonder dat ik nog hoefde te reizen. Voor hem zelf maakte het niet uit, want naar Utrecht was hij nooit afgereisd, dat was immers niet Utrecht, maar ‘helemaal in Utrecht’. Alleen in het universum van Erik van Bruggen waren Texel, Friesland en New York heel dichtbij, en Utrecht heel ver weg.

Koffie drinken en plannen maken, dat deden we inderdaad heel vaak. Sommige plannen lukten, sommige niet, maar aan hun grootse meeslependheid lag het nooit. We zouden een ijswinkel beginnen. Al die ijsjes die we aten tijdens onze reizen in het voetspoor van Bruce Springsteen, het werd daardoor allemaal research. Die reisjes namen in de loop der jaren niet af, maar juist toe, helemaal toen we in onze gezamenlijke vrienden Art en Kluun ook nog twee geestverwanten troffen die eveneens vonden dat Het Beste Concert Ooit een term was die volledig ongevoelig bleek voor inflatie, en dat er in de top 10 van beste shows aller tijden plek genoeg was voor 100 shows.

Erik had al een pand op het oog voor de ijswinkel, een klein pand op de hoek van de Westerstraat, tegenover café Winkel. Het haalde het Parool omdat het de hoogste vierkante meter-prijs van heel Amsterdam had, maar dat schrikte Erik niet echt af, dat betekende gewoon dat we heel veel ijs moesten verkopen, en dat konden wij. Uiteindelijk kocht iemand anders het pand en begon er een ijswinkel, en die vond Erik heel erg slecht. Dat hadden wij veel beter gedaan, zei hij steeds. Dat denk ik zelf ook, zoals Erik ook op andere vlakken het vermogen had zo sterk te geloven in jouw kwaliteiten dat je het zelf ook ging doen. Een beetje zoals Erik ook zelf geloofde in zijn kwaliteit beter te weten wat jij wilde dan jij zelf.

Een paar smaken had Erik al bedacht. Er moest sowieso perenijs komen, en kaneelijs, twee van Eriks lievelingssmaken. Ik vond dat al het ijs dierenleedvrij moest zijn, dus vegan. Dat vond Erik niet. Hij begon dan over ‘vrije keuze’, en zoals zijn BKB-collega’s weten wanneer het ging over al dan niet vegetarische lunches: als Erik zei ‘vrije keuze’, bedoelde hij: Ik Wil Worst.

Bij andere vrienden zou ik geneigd zijn een ijswinkel tot dagdromerij terug te brengen, maar bij Erik ‘Dream Out Loud’ van Bruggen liepen dagdromerij, plannenmakerij en de keiharde werkelijkheid vaak naadloos in elkaar over. Erik dagdroomde ook over een school die voldeed aan zijn idealen, en inmiddels gaan daar elke dag kinderen naar toe. Erik dagdroomde ook over Bill Clinton naar Nederland halen, en toen stond Clinton te speechen in Achlum en at hij appeltaart op de Noordermarkt.

Na tien jaar Amsterdam verhuisde ik vorig jaar naar Maastricht. Eriks eerste reactie was, ik citeer, ‘belachelijk’. Op de dag van de verhuizing stuurde ik een paar vrienden een foto van de verhuiswagen. Ze reageerden allemaal met een opgestoken duimpje, of ‘goede rit’, of een variant daarop. Erik reageerde met ‘Boe!’, en een uitroepteken.

In al die tien jaar Amsterdam had ik talloze tips van Erik had ontvangen, dictaten eerder, over waar ik echt moést gaan eten en dat alleen de gevulde speculaas van Niemeijer echt deugde en dat de bonbons van Puccini goed waren maar niet de beste. Maar van alle tips die ik hém had gegeven toen ik eenmaal Amsterdam leerde kennen, heeft hij er geen een opgevolgd. De beste tips, vond Erik, waren toch tips van Erik.

Ik moet er nu om lachen, maar ik moest er altíjd al om lachen. Erik had het vermogen een gedrag te vertonen dat je van andere mensen moeilijker zou accepteren, of gewoon helemaal niét, en van hem met gemak en zelfs plezier. Met Erik op reis gaan betekende dat hij de hotels boekte en de restaurants reserveerde. Het betekende ook dat ik al wist dat ik de maand erna was veroordeeld tot Euroshopper en Lidl, want Erik was immers de enige Nederlander die ze bij de receptie van het peperdure Bowery Hotel tot zijn trots al bij de ingang met zijn naam begroeten.

Hij was een praktiserend kapitalist en tegelijk ook een belijdend sociaaldemocraat. Op zijn relatie met de PvdA zou een psycholoog kunnen promoveren, want die relatie had beurteling en soms zelfs tegelijktijdig trekjes van zowel een fatale liefde, een ultieme liefde, een toxic relationship, een Stockholmsyndroom als een nooit overwonnen jeugdverliefdheid. Eriks loyaliteit was hier natuurlijk ook een belangrijke factor, want Erik was onvoorstelbaar loyaal. Zelfs aan de Clintons – nou, dan ben je écht loyaal. En Erik was niet rancuneus, dat scheelt enorm. Als je iets vervelends over hem schreef, nodigde hij je uit om eens koffie te drinken. Sterker, als je Erik wilde verleiden tot een kop koffie, moest je gewoon iets lulligs over hem of BKB schrijven, dan kwam de uitnodiging vanzelf. En ook die mensen nam hij vervolgens voor zich in.

Dat is een van de grote lessen van Erik: je hoeft geen allemansvriend te zijn om een vol Paradiso aan vrienden te hebben. Je kunt ook gewoon een hoekige, soms wat mopperige, neuriënde mompelaar zijn, die altijd, zelfs tijdens die kop koffie, zelf op vijf meter van Bruce Springsteen die de longen uit zijn lijf zingt, op zijn telefoon zit te kijken. En dan nog steeds zoveel mensen om je heen verzamelen, en met elkaar in contact brengen. Want de term ‘verbinden’ mag dan een dijk van een cliché zijn geworden, bij Erik was het de praktijk, net zoals die school en net als ooit die ijssalon. Ga maar na: kijk om je heen, en vraag je af hoeveel mensen hier je niet zou hebben gekend zonder Erik. Dat is een grote troost. Maar zelfs die is niet groot genoeg om het gemis op te vangen van de gulle lach, en de pretoogjes die daar bij horen, en Eriks vaste uiting van lof, waardering en plezier in één: het woord ‘geniaal’.

Muziek nu. In 2015 organiseerden Erik en ik in deze zaal samen een avond ter ere van Bruce Springsteen. We gingen de grote zaal van Paradiso daarmee uitverkopen, zei Erik, mij leek dat overdreven ambitieus, maar die woordcombinatie kende Erik niet, en precies zoals hij voorspelde, stonden er die avond 1500 mensen te kijken naar schrijvers die vertelden over Springsteen en artiesten die nummers van hem speelden. Een van die muzikanten was Marcel Harteveld. ‘Welk nummer gaat Marcel doen?’ vroeg Erik me in de aanloop via de app. ‘Rosalita,’ antwoordde ik. ‘Die is namelijk heel lang,’ zei Marcel, ‘dus dan staat hij zo lang mogelijk op het podium van Paradiso.’ ‘Geniaal,’ antwoordde Erik.

Marcel gaat vandaag een van Eriks lievelingsnummer van Bruce Springsteen voor jullie spelen, Land of Hope and Dreams, een van Springsteens meest uitgesproken schetsen van de Amerikaanse droom. Engagement in popmuziek kon Erik niet uitgesproken genoeg zijn. Als Bono stond te zingen over One World met op een videoscherm achter hem én beelden van vluchtelingenkampen én een foto van Moeder Theresa én een verwijzing naar de Tweede Wereldoorlog, en ik zei dat de boodschap iets subtieler gebracht ook wel was overgekomen, begon Erik al over cynisme, en dat hij voor het cynisme nooit zou vallen.

Laten we vaststellen dat dat zeker is gelukt.’