Illustratie: Moze Mertens

The revolution will not be televised?

BKB De Courant: Maarten van Heems - september 2019

Weet jij wanneer Algerije voor het laatst de Africa Cup won? Het was een van de weinige keren dat het grootste land van Afrika het Nederlandse nieuws haalde. Omdat ze het meest ondergewaardeerde continentale voetbaltoernooi wonnen. Maar vooral omdat het voor Algerijnen in Frankrijk aanleiding was om auto’s in brand te steken. In Algerije zelf was de reactie positiever: het gaf extra momentum aan een revolutie die zich aan ons oog onttrekt. Dat wij hem niet zien, is trouwens niet omdat hij zich achter gesloten deuren afspeelt. Het gebeurt gewoon op straat. Sinds februari wordt er gedemonstreerd. Soms met een miljoen mensen tegelijk. Maar zonder brandende auto’s kom je moeilijk in de krant.

President Bouteflika heeft het veld al moeten ruimen. Hij voerde als fotolijstje campagne voor een vijfde termijn. Sinds 2013 had hij zich al niet meer in het openbaar vertoond. Te oud, te broos, maar klaar om te leiden. Of klaar om te blijven fungeren als mascotte van een corrupt systeem. Ik woonde een paar jaar in buurland Mali en gaf daar en in Tunesië en Egypte campagnetrainingen. Daar verbaasde ik me vaak over de lijdzaamheid waarmee mensen corruptie en gebrek aan politiek leiderschap ondergingen. En steeds hoorde ik varianten terug op de volgende verklaring: “Iedereen steelt, we verwachten niet anders. Als je maar kruimels over laat voor de rest.”

Bouteflika is weg, Algerije is kampioen van Afrika. Wie weet wat er nog in het verschiet ligt?

Mubarak en Ben Ali waren te gulzig. Zij wilden ook de kruimels. Zo werd het lente en in Egypte al gauw weer winter. Onze cursisten van weleer zitten ondertussen in het gedrang, sommigen hebben het niet overleefd. Er zijn er ook die onze campagnelessen nu in de praktijk brengen voor Al Sisi. In Tunesië lijkt het nog altijd lente. Eentje met donderbuien zo nu en dan, maar het kan nog altijd zomer worden. Algerije hield het allemaal buiten de deur. Kenners wisten: het zwarte decennium ligt te vers in het geheugen. In de jaren ’90 en het begin van deze eeuw lieten 150.000 mensen het leven tijdens de burgeroorlog. Aan de ene kant de islamisten die op ver- kiezingswinst stonden en van wie gevreesd werd dat ze daarna de democratie zouden afschaffen. Aan de andere kant de regering en het leger die dat voorkwamen door preventief de democratie af te schaffen.

Acht jaar later kwam de Arabische lente te vroeg. Zeventien jaar later kennelijk niet. Het fotolijstje en zijn vijfde termijn bleken toch teveel van het goede. Ooit verbleekt de ster van de generatie die Algerije de onafhankelijkheid bracht. Sinds februari borrelt het aan de oppervlakte en daaronder. Bouteflika is weg, het is al bijltjesdag geweest onder zijn getrouwen. Maar de straten vullen zich nog steeds, want het systeem is niet weg.

Wat is het systeem?
Ik bezocht Algerije vanuit Mali. Op de uitvalswegen van Bamako was ik gewend dat ik slechts sporadisch militairen aantrof. Vaak in slaap, soms bezig met koken, wassen, of tandenpoetsen. Tussen Algiers en tweede stad Oran stond op elke straathoek, bij elke afslag, bij elke kruising, bij elk groot gebouw, bij elk tankstation, bij elke geit, een militair, een agent of iemand van een andere ordedienst. Wakker en bewapend. Met onzichtbare touwtjes verbonden aan een gigantisch veiligheidsapparaat. Aan de andere kant van dat apparaat lopen ook weer eindeloos veel touwtjes naar de gasvoorraden en alle andere economische sectoren. In Algerije heeft het land geen leger, maar het leger een land.

Het leek alsof wij de enige toeristen in jaren waren. Algerije verdient nog genoeg aan haar gasvoorraden om de toeristendollars te kun- nen missen. Wie wel op bezoek wil, komt maar moeilijk aan een vi- sum, slaapt in dure hotels en krijgt beperkte bewegingsvrijheid. In de hoofdstraten en de Kasba van Afrika’s mooiste stad was het zor- geloos flaneren. Tevreden gadegeslagen door het welvarende deel der natie. In volksbuurten kregen we eerder vuile blikken en gesis. Het gas volstond al niet meer om hun kinderen aan het werk te hou- den. Een straat kon een wereld verschillen.

Sinds februari borrelt het. Het systeem buigt mee. De demonstran- ten hoeden zich ervoor om aanleiding te geven tot geweld. Ze heb- ben eigen ordediensten en opruimdiensten. En ze hebben het succes aan hun zijde. Bouteflika is weg, Algerije is kampioen van Afrika. Wie weet wat er nog in het verschiet ligt?

Vrije verkiezingen, vrijheid? En is dat hetzelfde in Algerije of pakken de islamisten na vrije verkiezingen ook de kans om de democratie af te schaffen? Maar dan op hun voorwaarden.

De wereld is meer dan een reactie op westerse actie. Stukje bij beetje komen we er ter rechter- en linkerzijde achter dat onze invloed maar beperkt is. We kunnen investeren in pluriforme politiek aan de Nijl, maar een nieuwe dictatuur niet voorkomen. We kunnen Kadhaffi wegbombarderen, maar zijn tientallen opvolgers niet tot rede brengen. We kunnen Algerije nog één keer uitleggen hoe je een democratie opbouwt, maar ze zullen niet luisteren. Waarom zou- den ze? Omdat we in het zwarte decennium zo’n goede buur waren?

Nee, laat maar even dat vingertje en de goedbedoelde adviezen. Maar kijk ook niet weg. Wie niets met jouw democratie heeft, zal je toesnauwen. “Wat kijk jij nou?” Maar niemand slaat graag een revolutie neer met ogen in zijn rug.

En wie wel gelooft in vrijheid én democratie in Algerije kan wel een geïnteresseerde blik gebruiken.